Griezel

Het was het laatste weekend van oktober in het jaar dat L² 3 kaarsjes had uitgeblazen.

In het grote, open veld hing de mist die nacht laag bij de grond. Het was koud, onze adem blies wolkjes in het donker.

Bij het licht van de maan zagen we in de verte de kerktoren van het volgende dorp, maar daar zouden wij die nacht niet komen. Ons werk was hier, in het veld.

We verdeelden de taken, zij ging alvast vooruit, ik bleef hier. Zo deden we het altijd.

Er hing iets in de lucht die nacht, ik voelde het tintelen in mijn lijf. Maar ik negeerde het, want het werk moest gedaan worden en er was geen tijd voor vage voorgevoelens.

Ik ging aan de slag en werkte minutenlang gestaag door. Van mijn collega hoorde ik geen krimp. Geen nieuws is goed nieuws, dacht ik nog. Het was drie uur ‘s nachts en het was doodstil, ik ging helemaal op in mijn werk.

Totdat…

Ik hoorde een vreemd gezoem boven me, ik kon het niet thuisbrengen. Ik keek omhoog en zag hoe een witte vorm voor de kerk langs zweefde… De kerk! Er was iets vreemds mee aan de hand… Ik keek nog eens goed en toen zag ik het, de wijzers draaide terug naar twee uur! Wat was hier aan de hand?

Maar veel tijd om erover na te denken had ik niet, want ineens was er gegil.

Mijn collega!

Ik moest gaan kijken, maar… wat zou ik aantreffen? Was het veilig? Kon ik niet beter…

Nee, ik moest naar haar toe. Ik liep in de richting van waar ik het gegil gehoord had, maar vond niets.

Of toch?

Voor mij in het gras lag het witte voorwerp dat ik voor de kerk langs had zien zweven. Net toen ik het wilde pakken, vloog het weer weg.

Hoe dan?!

Een stukje verder in het gras zag ik haar, Patrycja, grijnzend van oor tot oor en met de afstandsbediening van de drone in haar hand…

“Grappig hè, als je er een witte doek overheen hangt is het net een spookje!”