een ware L²-detective

Deze zomer is het L²-kantoor het decor van een ware detective. Lees mee en kijk of jij de dader kunt ontmaskeren!

Als Hans op kantoor komt, is er nog niemand. De lichten zijn nog uit en de koffiemachine nog niet opgestart. Jammer, want hij had nog wel gauw een kopje koffie gelust, maar eigenlijk heeft hij maar weinig tijd. Gauw de koffer pakken en weg, op naar de kraanbaanmeting!

In het halfdonker (hij weet inmiddels de weg, het licht hoeft niet aan), loopt hij naar de loods om de juiste koffer te pakken. Wat vreemd, de deur staat open en er brandt licht. Zou er toch iemand zijn…?

In de loods lijkt op het eerste gezicht niets aan de hand, behalve…

Hè, dat is gek, wat doet die koffer nou midden op de grond en waarom is-ie open?

Hans kijkt in de koffer en ziet dat de winkelhaak, het rondprisma en vier van de 6 klemmen missen, maar om hem heen is alles brandschoon.

Brandschoon…

Hebben we eindelijk een schoonmaker?

Maar dan valt hem iets op, wat ligt daar nou rond de koffer?

Zijn dat kruimels?

Hij maakt zijn wijsvinger nat, drukt een kruimel aan zijn vinger en steekt die voorzichtig in zijn mond.

Sernik!

En ineens ziet hij het spoor. Van de koffer terug naar de keuken. Waar gaat dat naartoe….?

Nieuwsgierig, en ook een beetje gespannen, volgt Hans het sernikspoor. Hij vond het al een stelletje rare knakkers hier bij L², maar dit is wel het toppunt! Waarom heeft hij dit weer? Hij heeft hier helemaal geen tijd voor, hij moet weg!

Er lijkt geen einde aan het spoor te komen.

Door de donkere keuken, langs de koffiemachine (toch maar even aanzetten?), voorbij de toiletten en dan ineens…

…geen kruimels meer!

Hier stopt het, zomaar, midden in de gang. Wat nu?

Hij kijkt nog eens goed, maar omdat de lichten nog steeds uit zijn, ziet hij niet veel.

Waar zitten verdorie die lichtknoppen hier! Maar dan merken zijn ogen iets op: ligt daar nou iets in het hoekje tegen de plint?

Hans loopt naar de hoek van de gang en gaat door zijn knieën.

Inderdaad, hier ligt de winkelhaak. Precies tegen in de hoek geplaatst.

En er ligt nog iets bij, een klein afgescheurd stukje papier.

Hans knijpt zijn ogen samen om het te kunnen lezen:

‘X marks the spot’

‘X marks the spot’

Wat moet hij daar nu weer mee, wat betekent dit?

Hij begint nu aan alles te twijfelen. Die Michel, die gaat nog wel, maar de rest? En die Patrycja…

Patrycja…

Trix!

X marks the spot!

Natuurlijk zit zij erachter, dat kind is echt niet oké! Zulke grappen uithalen, echt!

Mopperend loopt hij naar het bureau van Trix, want daar zal dan de rest wel te vinden zijn, toch?

Vanuit het niets springen alle lampen aan en totaal in gedachten verzonken, schrikt Hans zich te pletter.

Wat is dit toch voor bedrijf?!

Als hij bij het bureau van Trix komt, zit zij daar gewoon, hij had niemand binnen horen komen.

Met het briefje omhoog in zijn handen en zoekend naar de juiste woorden om haar eens goed de waarheid te vertellen, beent hij op Patrycja af.

Maar nog voor hij iets kan zeggen, kijkt ze op en zegt “Hé Hans, zocht je deze misschien?” In haar hand heeft ze het rondprisma.

Hans wil reageren, maar ze ratelt gewoon door. “Je moet wel beter op de spullen letten, hoor! Anders zijn we straks alles kwijt!”

“Maar jij hebt toch…” Hans kan zijn zin niet afmaken, want ineens klinkt er een vreemd geluid.
Gromt daar nu iemand?

“Eh Hans…wie is er nog meer op kantoor?” Patrycja kijkt hem gespannen aan.

“Niemand…”

Patrycja komt naast Hans staan en samen kijken ze in de richting van het geluid.

“Wat is dat? Wíe is dat?” Ze komt dichter bij hem staan.

Het geluid komt ook dichterbij. Het klinkt als een groot beest dat al weken niet gegeten heeft en nu voedsel ruikt.

Patrycja pakt de hand van Hans, beide hebben ze hun ogen strak op de deur gericht. Ze knijpen elkaars handen bijna fijn.

Als ze het geluid nog dichterbij horen komen, mompelt Patrycja iets in het Pools. Ze draait zich om en rent zo hard ze kan de gang in, weg van hier.

Hans blijft nog even staan, maar besluit het ook niet langer af te wachten en rent achter Patrycja aan. De gang in, naar buiten.

Eenmaal buiten kijken ze elkaar hijgend aan, hun ogen nog steeds groot en vol afschuw.

“Wat was dat in vredesnaam!” roept Patrycja.
“Ik weet het niet en ik wil het niet weten ook! Voor geen goud zet ik daar nog ooit een stap binnen!”

Michel komt ook naar buiten gerend met een ‘wilde’ hond.

“Wat?” vraagt hij, “Ik wilde een grap uithalen met Hans en en Patrycja daarvan de schuld geven.”

Hij was heel vroeg op kantoor en had zijn nieuwe hond meegenomen, maar die was er vandoor gegaan met de klemmen. Nu liep hij als een ongeleid projectiel door het kantoor en speels gromde hij met een klem in zijn bek.

“Ik probeerde hem te vangen, maar dat lukte steeds niet. Hij dacht dat ik wilde spelen.”